Ken je dat, dat je in een situatie belandt die je van te voren niet voorzien had? En je gaat om met de situatie, want hoe dan ook je moet er doorheen. En dat je achteraf zegt; wist ik toen maar wat ik nu weet? Ik wel, en dat komt omdat ik nu meer weet over veranderprocessen en het gedrag in veranderprocessen. Over Harry.
Enkele jaren geleden was ik voorzitter van de ondernemersraad (OR). Tijdens mijn voorzitterschap kwam er in deze organisatie een nieuwe bestuurder die veranderingen in gang zette. Veranderingen bij een organisatie die niet gewend was te veranderen. Dit leidde uiteindelijk tot een crisis in deze organisatie. Natuurlijk had dit ook gevolgen voor de OR.
De OR kreeg met casussen te maken waar we niet bekend mee waren en hebben ons in deze periode laten bijstaan door een externe adviseur. Een adviseur waar we erg blij mee waren en die ons door deze moeilijke periode heen geloodst heeft. Eén advies is me altijd bijgebleven en als ik toen wist wat ik nu weet had ik dat advies niet opgevolgd.
Weerstand tegen de verandering
De veranderingen die plaats vonden in de organisatie leidden tot weerstand. De weerstand werd bij een groep medewerkers steeds groter. Er werd veel gestuurd op de bovenstroom, in de organisatie was weinig kennis van de onderstroom en hier werd nauwelijks op gestuurd. Als OR kregen we natuurlijk te maken met deze groep medewerkers en deze weerstand. Met verschillende standpunten vonden we elkaar niet. Sterker nog; de groep distantieerde zich van de OR. Het advies wat we kregen van onze externe adviseur was: richt je op de grote groep en negeer de minderheid. Het gedrag zal dan verdwijnen. Voor mij voelde dat toen niet goed omdat ik wist dat we allemaal hetzelfde belang hadden, ook de medewerkers met weerstand en de weerstand tegen de OR. Ons gezamenlijk belang is dat we het beste willen voor deze organisatie. Waarom begrijpen en vinden we elkaar dan niet?
Zoals het met crisissen gaat, is ook deze crisis voorbij gegaan. Niet met een
schoonheidsprijs, wel met veel verliezen. Daarop ben ik gaan reflecteren, lezen en heb vele mensen gesproken. En wat ik nu weet? Dat je altijd aandacht moet hebben voor de onderstroom, dat je invloed kunt hebben op de onderstroom. Ik heb me verdiept in Deep Democracy en de wijsheid van de minderheid. Het metafoor voor de minderheid is de vogel “Harry”, en overal zijn “Harry’s”.
Wat mij het meest geholpen heeft is de benadering vanuit het Systemisch Transitie Management. Het lezen van dit boek was een en al herkenning. Herkenning en inzichten waarom bepaald gedrag zich liet zien. En vooral de boodschap ” elk gedrag heeft een functie”. Dat viel voor mij zo samen met het gevoel dat ik tijdens die crisis had: “hoe kan dit nu; we willen toch uiteindelijk allemaal hetzelfde”. Dat maakte dat het klopte. De gedachte dat iedere verandering 5 fases kent en dat iedereen deze fases op zijn eigen tempo doorloopt. En dat iedereen dus in een andere fase kan zitten. En bij iedere fase hoort ander gedrag. Als je dit gedrag herkent kun je het erkennen; want ieder gedrag heeft een functie. En als je dat inzicht hebt kun je er ook naar handelen.
De 5 veranderfases(Bron: Plan B, 2012 ©) :
1. Urgentie. Mensen zullen pas echt in beweging komen als het moet. Dat kan noodzaak zijn: het moet, want we kunnen niet anders, of ambitie: het moet, want we willen niet anders.
2. Loslaten. Zodra mensen doordrongen zijn dat er geen ontkomen meer aan is, dat er werkelijk iets gaat veranderen, komen ze in de fase ‘loslaten’. Daar krijgen ze zicht op wat er verloren dreigt te raken, waar ze afscheid van moeten nemen. Dat kan gaan over concrete zaken zoals een oud systeem, de oude werkplek of collega’s, maar dat kan ook gaan over organisatiewaarden, samenwerkingsvormen of producten.
3. Niet-weten. In deze fase is de oude situatie er niet meer en de nieuwe situatie is er nog niet. Mensen ervaren hier het niemandsland waarin nog geen nieuwe routines zijn, waar ze externe navigatie nodig hebben en soms de meest basale vaardigheden kwijt zijn. Mensen raken hier volledig de kluts kwijt, zijn onzeker soms in paniek.
4. Creatie. Na het ‘niet weten’ komt de fase van de ‘creatie’. Dat is de fase waarin wordt geëxperimenteerd, wordt uitgeprobeerd. Proefballonnetjes worden opgelaten, nieuwe verbindingen worden gelegd. In deze fase zit veel hoop en positieve energie.
5. Nieuw Begin. Na de ‘creatie’ volgt het ‘nieuwe begin’, de fase waarin er een gevoel gaat ontstaan van de nieuwe identiteit: zo voelt het, zo ruikt het, zo klinkt het om thuis te zijn in B. Er ontstaan nieuwe routines en men ervaart trots.
Bijvoorbeeld: iemand die in de niet-weet fase zit stelt enorm veel vragen. Je zult eerst aandacht moeten geven aan deze vragen, kennelijk is nog niet alles helder om de volgende stap te kunnen maken. De simpele vraag “wat heb je nodig?” kan al zoveel duidelijk maken.
Dit en aandacht hebben voor die onderstroom; breng kennis van verandermanagement in je organisatie. Spreek dezelfde taal. Door deze gedeelde kennis komt er eerder inzicht en begrip voor elkaar. Zit de een in de niet-weet fase en de ander in de creatie fase, dan kan men zich aan elkaar irriteren. Door inzichtelijk te maken waar de irritatie vandaan komt, ontstaat er meer begrip voor elkaar.
Als ik toen wist wat ik nu weet… was het fijn geweest als we in die periode beter begrepen hadden waar het gedrag wat we zagen vandaan kwam en hoe wij als OR hier mee om konden gaan. Ik kijk erop terug als een leerzame periode die ervoor gezorgd heeft dat ik mijn kennis verrijkt heb. Dus alles heeft uiteindelijk een functie gehad.